4 november 2022 – Cairo, Egypte
24 uur in Egypte
Mijn reis begint lekker saai: een wachtrij van drie kwartier bij de check-in balie op Schiphol. Van de alom gevreesde personeelstekorten bij de bagagecontrole merk ik weinig: ik kan gewoon doorlopen. Als ik het scanapparaat in stap wordt ik wel geconfronteerd met wat ik alleen kan beschrijven als een voormalige toiletjuffrouw van in de vijftig met een gewicht van minimaal het dubbele. Als ze me in onvervalst Haags vraagt om vooral wijdbeens te gaan staan met mijn handen omhoog, durf ik geen grappig weerwoord te geven en doe netjes wat ze zegt. Beelden van een grondige fouillering spoken door mijn hoofd.
In het vliegtuig zit ik tussen een Egyptisch uitziende gesluierde dame met perfect Amerikaans accent en een oudere bewandelstokte Egyptische gentleman uit London die een maand op bezoek gaat bij zijn zoon en kleinkinderen. De combinatie van hun indrukwekkende heupomvang en de nogal zuinige stoelbreedte zorgt ervoor dat een gesprek ongemakkelijk dichtbij aanvoelt. Ik kies voor een zwijgvlucht. De maaltijd verrast me: de kip met rijst die goed te eten is. Ik vraag me gelijk wat er naast het eten nog meer mis kan gaan in deze vlucht….
Enkele uren later plempt de piloot het vliegtuig vakkundig op het naakte asfalt in Cairo. Gelijk daarna hangt ongeveer de helft van passagiers de passagiers als een stel bronstige orang-utans over de stoelen heen omdat tien minuten wachten tot de deur open gaat na enkele uren stilzitten blijkbaar teveel gevraagd is. Je hoeft voor dit gedrag geen Egyptenaar of Nederlander te zijn, deze bijzondere vliegtuigcultuur komt overal voor.
De rij bij de douane is lang: bijna een uur lang shuffle ik samen met mijn medezombies langzaam naar voren voordat ik mag opkomen. De besnorde douanier kijkt me alleen vanuit zijn ooghoeken aan terwijl hij mijn paspoort uit mijn handen grist. Hij tikt wat op zijn toetsenbord en houdt mijn paspoort weer omhoog zonder mij een blik waardig te gunnen. ‘Wacht even!’ denk ik ‘dat gaat zomaar niet!’ Ik wapper met mijn mobiel en probeer de visumgegevens die op mijn iphone staan onder zijn neus te duwen.
‘Hey ongeïnteresseerde pannenkoek’, denk ik, ‘ik heb dit ding pas na vier keer aanvragen gekregen, dan kan je er toch minstens even naar kijken!’ De douanier wuift mijn mobiel weg alsof het een irritante vlieg is en niet het eindproduct van urenlange worstelingen met het Egyptische digitale aanvraagformulier. En ja, dit soort dingen overkomt vaak mij, want ik moet de dingen altijd net even iets anders als ‘normale’ personen.
Eenmaal bij de bagageband komt er een vloed van koffers voorbij, maar mijn felgele gevaarte zie ik er niet tussen. Ik gebruik de tijd om wat Egyptische ponden uit de ATM te trekken en al gauw bulkt mijn portemonnee met een ferme stapel kreukelige bruin-groene briefjes. Voldoende voor twee dagen denk ik. Terwijl ik braaf doorga met wachten zie ik een aantal van mijn reisgenoten hun spullen van de band afhalen, inclusief de jongen die voor me stond bij het inchecken in Schiphol. Mijn bagage zou logischerwijs toch dicht bij die van hem moeten liggen? Toch?
Terwijl de tijd verstrijkt worden zowel de passagiers als de bagage op de band steeds meer uitgedund. Maar helaas: nog niks voor mij. Ik triple-check het bord: ‘AMS: finished at 21:41’ staat er. Daaronder staat de volgende aankomst al: Dublin. Mijn smartwatch geeft 21:42 aan. Ook rolt al enige tijd geen nieuwe bagage meer de band op. Ik vermoed dat er ergens iets niet goed is gegaan. Ergens iets met mijn bagage.
‘Gewoon nog ff iets meer geduld Phil’, zeg ik tegen mezelf, ‘pas alarm slaan als het ook duidelijk is dat hij echt niet komt’. Het zou niet de eerste keer zijn dat mijn bagage als laatste de band oprolt. Achter de bagageband staat een stand met een groot rood Vodafone logo: simcards. Die heb ik ook nodig. Met één oog de hele tijd op de bagageband gericht sta ik in de rij voor de simcard: ik voel me een heuse spion. Twintig minuten later heb ik wel een simcard maar heb ik nog geen flight bag kunnen bespioneren.
Omdat de band inmiddels helemaal echt, echt leeg is, maak ik nog twee rondjes door de airport om alle plekken waar bagage opgestapeld is te controleren. Straks heeft een of andere goedbedoelende medewerker het ergens weggezet en maak ik me voor niks boos. Het mag helaas niet baten. Tsja. Shit. Bagage kwijt.
Ik heb weliswaar geen onvervangbare dingen in mijn bagage gedaan, maar ik al dat geregel op het begin van mijn chill-vakantie. Daar zie ik wel tegenop. Ik wilde met deze trip juist even ontsnappen van al dagelijkse geregel. De voorbereiding en uitvoering van de verhuizing eind september was ook enorm geregel. Voel me op dit moment niet gestressed, maar wel zo’n soort diepe-zucht achtige vermoeidheid. Kijk, een luchtvaarmaatschappij die je bagage kwijtraakt, dat typisch zo’n ding waar je helemaal geen invloed op hebt, is wel beetje dom om daarover zorgen te gaan maken. Dat heb ik door de jaren heen wel afgeleerd.
Op mijn eerste verre reis (naar Chili) was ik veeeeel minder chill. Toen jatte een handige zakkenrol op de eerste dag mijn contactlenshouder (zonder inhoud) uit mijn rugzak en schoot ik behoorlijk in de stress. Want ja, waar koop je zoiets, en hoe heet zoiets in het Spaans? Vertaalapps had je nog niet, en contactlenshouder staat ook niet in het handzame reiswoordenboekje. Kan me er nu weinig bij voorstellen dat ik me daar toen zo druk om maakte, maar was echt zo.
Ik neem een diepe ademteug: gelijk maar beginnen met de boel te regelen dan. Ik ga in de rij staan bij de Lost & Found office. Hmmmm… een rij. Geen goed teken als je een wachtrij hebt bij je verloren spullenbalie. Als ik aan de beurt ben begint een kalende Egyptische veertiger mij met monotone en gelaten stem vragen te stellen: welke vlucht, hoe ziet de bagage er uit, geef me je paspoort, waar verblijf je? Alsof hij jarenlang dezelfde vragen iedere dag opnieuw moet stellen. Nou begrijp ik beter waarom hij zo kaal is. Bij ieder geval van bagage-incompetentie van EgyptAir heeft hij zich vast aan zijn hoofd gekrabt. Na tien jaar heb je dan geen haar meer op je hoofd.
Op het moment dat hij naar mijn verblijfplaats vraagt haal ik mijn schouders op en gooi mijn handen in de lucht. Ik weet waar ik vannacht ben, maar de dagen, tsja, die zijn ongepland. Hij reageert wat verbaasd. Blijkbaar hoor je tijdens een reis niet alleen als een aap over je stoel heen te hangen na de landing, je moet ook nog precies weten waar je van dag-tot-dag bent. Tjeez. Wil ik gewoon twee weekjes het alles-in-de-agenda-plannen Nederlanderschap ontsnappen, wordt ik in Egypte ook nog terecht gewezen. We komen er samen uit door de bagage gewoon hier op de airport te laten afleveren in plaats van het na te sturen. Bovendien, als ze mijn bagage niet eens uit een vliegtuig kunnen krijgen zonder andere uitgangen, waarom zou ik ze dan vertrouwen om het op een kameel achter mij aan de woestijn in te sturen. “Hoe lang duurt het meestal voordat het gevonden is?” vraag ik. Meestal een week, zegt hij met enigszins optimistische toon. Ok, soms langer dus.
Nadat alle formaliteiten compleet zijn is het hoog tijd om mijn hostel te vinden. Voor mij is het traditie om geen taxi te nemen vanaf het vliegveld, maar me gelijk onder te dompelen in het plaatselijke openbare vervoer. En met alleen handbagage zou dit makkelijker dan ooit moeten zijn! Een handvol niet al te opdringerige taxichauffeurs proberen me vooral hun taxi in te wijzen in plaats van de weg naar de bus, maar uiteindelijk zie ik een airport shuttle langskomen en stap ik in. Die dropt ons tien minuten later op een donker parkeerterrein waar aftandse blauwe bussen stinkende uitlaatgas de nacht in ronken om de minder gefortuneerde populatie van Cairo te vervoeren.
Bij gebrek aan Engels-sprekende personen maak ik met wat handen- en voetenwerk de chauffeur duidelijk dat ik naar ‘downtown’ moet en hij wuift me zijn bus in. Nauwelijks een kwartier later gooit hij me alweer de bus uit. Samen met twee andere mannen sta ik ineens in het donker aan de troosteloze rand van een snelwegknooppunt. De andere mannen hoofschudden meewarig als ik uitleg dat ik een bus wil nemen naar downtown. ‘Taxi better’ besluiten ze.
Ik bekijk de snelweg enkele minuten, maar ik zie geen taxi’s voorbij komen en maak de mannen duidelijk dat ik echt de bus wil proberen. Ze wijzen me naar de andere kant van de snelweg en maken een mooie boog met hun handen om aan te geven dat ik het viaduct op moet? WTF? Daar zijn de bussen naar het centrum blijkbaar.
Boem, daar ga ik, zo in het donker een vijfbaans snelweg over. De spits is weliswaar voorbij, dus het is niet echt een soort leven-of-dood spelletje, maar is een snelweg oversteken is heel wat anders als de snelheid van de achterliggers via je achteruitkijkspiegel inschatten. Wel fijn dat er geen enkele auto zijn claxon beroert als mijn voeten het asfalt beroeren. Ik hoop dat het is omdat de Egyptenaren zien dat mijn timing goed is en ze niet bang hoeven zijn voor een rekening bij de garage om de extra deuken er weer uit te halen.
De overzijde van het knooppunt schiet het helaas ook niet op: er is wel een stuk stoep, maar ik zie nog steeds geen handige stopplekken en ook geen bussen of taxi’s. Ik loop door over de stoep en langs de hoge muren van de enorme Military Academy. Volgens Google Maps ga ik wel de goede richting op, maar hij informeert dat lopend het toch nog echt wel 3 uur verder is. Na twee van de zeventien kilometer naar het hostel afgelegd lopend afgelegd te hebben zonder een taxi of bus vindt ik het mooi genoeg geweest. Een swipes op de taxi-app later komt even na middernacht Mohammed langsrijden. Vriendelijke kerel, komt oprecht over en al snel zitten we gezellig te praten over zijn familie.
Als ik uitstap bij het hostel geeft hij me nog zijn telefoonnummer met het advies om hem te bellen, ongeacht wat ik nodig. Voor mij staat een groot stenen gebouw waarvan de buitenkant zelfs in de duisternis van de nacht uitziet alsof het bedekt is met in een vele jaren opgebouwde laag van woestijnstof gemengd met uitlaatgassen. Naast de deur prijkt een bordje: Dahab Hostel, 7th floor. 7e verdieping! Dat hadden ze duidelijk even vergeten te melden in de boekingsapp. Ik loop een grote hal binnen die uitmondt in een massieve marmeren wenteltrap met in het midden een lift in Victoriaanse stijl. Een ijzeren kooi, massieve roestige kettingen met contragewichten en daar binnen een schattig klein houten liftje met schattige klapdeurtjes, kunstig houtsnijwerk en gekleurde glazen ramen.
Terwijl ik de lift bestudeer hoor ik wat geluid van rechts komen. Daar zit een grijze gebogen man in stoffig half-uniform die doorgaat voor liftwacht op een stoel verwensingen te mompelen terwijl hij bozig mijn richting op kijkt. Nou ja zeg, is de lift misschien niet voor hostelbezoekers? Heeft ie een hekel aan na-middernachtse zondaars uit het verderflijke westen? Goed, ik heb toch weinig bagage, dus stairs-it-is. Hoeft de man ook zijn rug niet te bezeren om uit zijn leunstoel op te staan. Zodra ik de eerste tree neem houdt hij gelukkig gelijk op met mompelen.
Hijg, puf, Dahab Hostel, eindelijk! Op het dakterras van het viezige en statige pand is een ring van kleine kamers gebouwd. De trap komt uit bij een check-in balie en gezamenlijke zitplek. Een joviale bebrilde Egyptische student heet mij welkom en brengt mij naar mijn kamer die uit weinig meer bestaat dan een bed, een raam zonder gordijnen en een klein tafeltje. Perfect! Kamers zijn alleen om te slapen, toch? Ik neem de sleutel in ontvangst en haast me naar beneden voor een verse geperste jus-d’orange en een broodje met hete kip bij twee straatstalletjes. Gelukkig kan je hier ver na middernacht nog wat halen. Bevrijd van alle materieële zorgen zit ik rustig aan de straatkant op een plastic stoeltje geperste sinaasappels naar binnen te zuigen. En hopend dat het nachtelijke broodje niet voor spijsverteringsproblemen zorgt. Want op dit moment heb ik maar één boxer short. Daarna mag ik voor deze keur zonder tanden poetsen naar bed!
De volgende ochtend formuleer ik een strijdplan: eerst t-shirts, ondergoed, douchegel en tandpasta. Als ik dat heb durven mensen me hopelijk weer zonder hun neus dicht te knijpen te benaderen. En, dan heb ik ook alvast een brunch verdiend, waarna ik op zoek kan naar de tweede levensbehoeftes: opladers. Zowel voor mijn mobiel, Macbook en Nikon. De laatste twee zullen we wat lastiger worden, maar ik ga niet wachten met zoeken tot ik in de woestijn ben. Dat is pas echt vragen om problemen. Als de opladers binnen zijn, dan ga ik voor de bonus: sokken, een extra lange broek, een handdoek, een paar sneakers, en ook nuttig: een nieuwe tas om de spullen mee te zeulen. Jammergenoeg mijn AH bonuskaart thuisgelaten.
Ik sta bovenaan het trappenhuis. De lift is boven. De liftwacht is beneden. Ik stap maar gewoon in, doe de deur dicht en druk op het knopje. Ratelend en rammelend maar redelijk stabiel sputtert de lift naar beneden. Als ik uit stap, zit de liftwacht van gisternacht er nog steeds. Hoeveel uur zit hij hier per dag? Is dit een vrijwilligesbaan. Ik knik naar hem maar hij geeft geen enkele reactie. Eenmaal buiten wordt ik begroet door rustige, eigenlijk bijna stille straten. Hier en daar wandelen een paar verdwaalde mensen. Geen enkele auto is op straat te zien. Dit is toch Downtown Cairo? De stad met een live botsautocircuit door de hele stad? Elf miljoen mensen die snel ergens heen willen en het niet zo nauw nemen met de verkeersregels. Dat zorgt wel voor wat toeter en botsplezier.
Rijen gesloten rolluiken flankeren de straten waar ik door loop: meeste winkels lijken dicht. Het is natuurlijk vrijdagochtend: het weekend van de Caireners is net begonnen en is ook de tijd om Allah te eren. In feite is hun vrijdag onze zondag, hun zaterdag is ook onze zaterdag, en hun zondag is onze maandag. Als het gaat om openingstijden van winkels in ieder geval. Volg je het nog?
Zodra ik een kledingwinkel spot val ik gelijk binnen met een vriendelijk knikje naar een bejaarde bewaker met rood stervormige litteken op zijn voorhoofd. Klinkt imponerenerd als ik het schrijf dan wat het was hoor! Ik ben de enige shopper en het personeel laat me heerlijk mijn ding doen. Het wordt me snel duidelijk dat ik voor t-shirts hier niet hoef te komen: op alle verdiepingen heeft de kleding uitsluitend lange mouwen. Even denk ik boxers gevonden te hebben, alleen als de winkeldame hem uit het pakje blijkt het een pyamabroek te zijn! Pyamabroeken zijn hip in Egypte: een vet brand-logo boven je kruis, paar glitterletters daaronder en lekkere lange pijpen. Hele shops hangen vol met setjes. Nou nee, doe mij maar niet, is al warm genoeg.
Een long-sleeve shirt, een paar overhemden en een pullover voor de koude woestijnnacht rijker loop ik tevreden de shop uit. Dress like an Egyptian! Tandpasta en shampoo blijken wat lastiger. Behulpzame Egyptenaren en Google Maps leidden me van de ene gesloten pharmacy naar de andere. Na een uur zoeken vindt ik eindelijk eentje die open is. Ik wordt met ferme hand teruggewezen als ik uit enthousiasme om eindelijk shampoo te zien spontaan achter de balie langs loop. Terwijl ik afreken probeert de baliedame probeert mij zelfs nog vitaminen te verkopen. Nou zeg, zo brak zie ik er toch niet uit? Maar dan wijst ze op een foldertje waar ‘White Friday’ op prijkt. Aha, aanbiedingen. Opdracht van de baas om het aan iedere klant aan te smeren. Ik begin braaf mijn “La’Shokran’ ritueel, compleet met hand op het hart en semi-vriendelijke glimlach. Ik hoef geen vitaminen te kopen, maar ze staat er op dat ik in ieder geval de ‘white friday’ folder meeneem. Het ontbreekt me aan Arabische taal en sociale overtuigingskracht om deze contributie aan mijn ecologische footprint te weigeren.
Een paar winkels later: boxer shorts! Tussen alle langpijpige kruisbeschermers vindt ik toch een paar normale shorts. Ik ga nu wel stoppen met mannenkleding: alle open winkels die ik tegenkom daar staan de etalages vol met driedelige pakken. Als ik daar naar een t-shirt vraag hoofschudden de medewerkers meewaring en zeggen ‘out of season’. Het is inmiddels maar 26 graden hier overdag en de Cairenen moeten al rillen bij de gedachte aan een t-shirt bij zulke lagen temperaturen: velen hebben een sweater of zelfs jas aan buiten. Stelletje koukleumen.
In heb wel het geluk dat ik ondertussen terecht gekomen in een buurt waar het stikt van de fotozaken. En daar zijn er zowaar een aantal van open. Dus loop ik even later ook een zaak uit met een echte Nikon oplader. Nou ja, de ouder variant. Werkt niet met mijn nieuwste accu, maar een werkende accu ben ik al blij mee.
Buiten is er iets aan de hand. Her en der zijn mannen bezig groene tapijten op de stoep aan het uitrollen. En het zijn duidelijk geen werklui: ze doen het ook nog eens op blote voeten. De mannen signaleren het einde van mijn winkelplezier: het is immers al weer half twaalf s’ochtends en dus hoog tijd voor een paar buigingen richting Mekka. Maar wat moet ik nu? Die brunch dan maar? Terwijl de Koranverzen uit de luidsprekers schallen besef ik dat mijn toch al geringe kans op een geopend cafe te vinden niet bepaald beter is geworden zodra ‘Allah Akbar’ nog door de straten heen galmt. Het lukt me wel om twee verse maar droge broodjes te regelen bij een fietsbezorgdende bakker, dat tempert gelukkig de trek een beetje.
Zigzaggend door de straten keer ik terug naar het hotel voor een plaspauze en drop mijn kledingbuit op mijn kamer. Omdat er nog aardig wat op mijn lijstje staat loop ik na het middaggebed het befaamde Tahrir Square op en van daaruit weer nieuwe winkelstraten in. Belangrijkste doel nu is een USB charger zodat mijn mobiel het niet begeeft. Want Google Maps is echt goud waard in dit soort situaties en mijn powerbank houdt het ook geen dagen vol. De straat waar ik inloop zit vol elektronicawinkels, waarvan de meeste curieus genoeg verkopers van bewakingsinstallaties.
De USB charger is in ieder geval zo gekocht, en wanneer mijn ogen een Apple logo ontwaren op de ruiten van de derde winkel aan de overkant denk ik: hebbes! Met wat gebaren die in elke andere context onkuis zijn weet ik ze duidelijk te maken dat ik een oplader wil. Ik haal mijn Macbook uit mijn rugzak om het model te tonen, en na een hoop ge-oeh en ge-aah terwijl ze mijn Macbook drie keer omkeren wordt wordt de jongste medewerker weggestuurd.
Die gaat natuurlijk alle winkels in de buurt ff langs, koopt een oplader en dan leggen deze gasten er 20% bovenop. Prima hoor. Alleen dan wil mijn gasthaar graag dat ik even meeloop naar achter. Een gordijn gaat voorbij en niet alleen wordt zijn theeplekje zichtbaar, maar een waar parfum emporium is ingericht achter in de shop. Mijn Apple-boy heeft een dubbele identiteit: hij is ook nog parfum-pusher!
Hij begint met een obligaat verhaal over zijn grootouders die in de Fayum als sinds mensenheugenis allemaal planten handmatig uit de klei trekken en verpulveren tot parfum extracten. Extracten die zo krachtig zijn dat je maar enkele druppels nodig hebt. Ik nip ondertussen beleefd aan mijn thee. Ik had hem verteld dat ik al eerder in Egypte was geweest, dus hij moet beseffen het plot van zijn verhaal voorspelbaarder is dan de Fast & the Furious X. Gelukkig was zijn thee prima te drinken.
Omdat ik niet reageer op zijn unieke familiehistorie en ook de parfumruikproeven vriendelijk afwimpel, speelt hij zijn laatste troefkaart: “maybe it is not for you, but it is a good present for your mother, your sister, your girlfriend or your wife”. Ik vertel hem dat geen van deze figuren op dit moment in mijn leven zijn. Daar had hij geen antwoord op en veranderde hij weer terug in een normale electronica-medewerker. Samen wachten we nog 10 minuten en dan komt de runner terug met de boodschap dat nergens oplader te krijgen is. Of ik morgen terug kan komen als er meer winkels open zijn.
Tot mijn verheuging kom ik drie gebouwen verder het eerste open cafe-restaurant van die dag tegen. Italiaanse, geen Egyptisch, maar blij om eindelijk ergens kunnen zitten voor die al maar later wordende brunch. Ik krijg de kaart, maar als ik even later opsta om het wifi wachtwoord aan het personeel te vragen, kijken ze me aan met een blik van ‘wat kom jij nou doen’ en wijzen ze me vriendelijk doch beslist terug naar mijn plek. Niet zo maar rond gaan banjeren, dat zijn toch geen manieren! Ik hoor gewoon vanaf mijn plek het personeel te signaleren en dan komen ze gewoon bij me langs om het wachtwoord voor mij in te tikken.
De pasta smaakte net zo correct als de bediening: niet zo spannend qua smaak dus. Maar mijn maag is behoorlijk blij met dit verlate ontbijt. Met enige verbazing zie ik dat het donker begint te worden buiten. Onweer? Zandstorm? Neehoor, het was al weer 4 uur s’middag en zonsondergang is om 17:00. Zo gaan die dagen wel snel!
Na eerder terecht gewezen te zijn durf ik natuurlijk niet op te staan om de rekening te vragen. Ik hou mijn linkerhand plat en doe alsof ik een pen vasthou met mijn rechterhand en maak een sierlijk golvende beweging. Universeel voor de rekening toch? Helaas, de kelner mij aan alsof ik niet helemaal goed bij mijn hoofd ben en haalt zijn schouders. Gelukkig, dat werkt dan wel hetzelfde! Ik herhaal mijn beweging iets langzamer, maar hij blijft me vragend aankijken en komt dan aanlopen om de boel op te helderen.
Oke, in Egypte werkt het anders dus. Hij doet het voor: je moet je linkerhand plat houden, handpalm naar onderen en dan met je andere hand vlak en verticaal houden en een paar keer hameren op je linkerhand. Afrekenen ‘guillotine-style’ zeg maar. Weer wat nieuws geleerd.
Met de komst van de duisternis koelt het af naar een graad of 22 en komen de shoppers uit alle hoeken en gaten tevoorschijn. Waar het centrum van Cairo eerst een kleding-woestijn was, zijn de winkeleigenaars nu bijna met elkaar aan het vechten om je bij hun winkel naar binnen te krijgen. Kortom: ik was was gewoon een beetje dom om vrijdagochtend vroeg al proberen te winkelen.
Met de plotselinge keuze uit honderden winkels weet ik zelfs een aantal t-shorts te vinden. En-passant koop ik nog een zwembroek en een paar sneakers. Mijn inkooplijstje is nog incompleet, maar de verleidingen van het Caireense avondleven zijn zo groot (en mijn tassen zo zwaar) dat ik verdere inkopen uitstel tot morgen.
Massa’s toeterende auto’s en mensenstromen die zich er aan alle kanten tussen de vehikels door wurmen: zo ken ik Cairo weer een beetje terug. Bij algemeen gebrek aan alcohol is het hoogtepunt van het nachtleven hier ijsjes eten. Voor vele van ijscowinkels is het een gekkenhuis van dringende mensen, alsof er een popconcert begint. Ik heb het idee dat iedere vierde persoon die ik tegenkom een of andere mierzoet versnapering in de handen houdt.
Voor het diner stop ik bij de vuurtoren van ‘Gad’, een populair Arabisch comfort-food restaurant. Ik sta even later druk vingerwijzend bij de kassa: want het is hier eerst bonnetjes halen en dan het inleveren bij het juiste keukenblok. Pizza. kip, shawarma, ze hebben allemaal hun eigen keuken en counter. Ik wijs naar de shawarma-torens buiten en doe mijn best hongerig te kijken. Gelukkig is voldoende om een bonnetje in mijn handen gedrukt te krijgen. Ik wissel hem in bij de shawarma man voor een stevige wrap in een plastic zakje. Ik zie een trap naar boven en denk: lekker even zitten terwijl ik het verorber. Maar een non-geuniformeerde Egyptenaar houdt mij tegen. “Full” zegt ie, en wijst over mijn schouder. Als ik me omdraai zie ik warempel een hele rij behoeftige Egyptenaren met eten in hun knuistjes geklemd aan het wachten totdat ze naar boven mogen. Oeps, bijna voorgepiept.
Maar na het hapje slappe pesto-pasta ben ik al lang klaar om echt wat zwaardere kost te eten. Ik neem afscheid van de wachtrij van Gad en ga naar buiten om een plekje te vinden. Wonderwel zijn er bankjes in de winkelstraat, een van de weinige zitplekken in de stad. Amper heb ik mijn maaltijd uitgespreid of er er begint een kat rond mijn voeten te hangen, zielig naar me te kijken en een van zijn pootjes op mijn tas te leggen.
Ik doe braaf wat ik geleerd heb. De mannetjesleeuw eet als eerste. De rangorde moet wel duidelijk zijn. Terwijl mijn wrap richting zijn einde komt besluit ik toch een klein stukje op de grond te gooien voor het honigere beestje. Dat had ik niet moeten doen: hij kauwt en slikt het snel weg, maar wordt daarna wel erg opdringerig. Zo erg dat hij op een geven moment beide klauwen in mijn rechterbeen zit, dwars door mijn spijkerbroek heen, en zich vervolgens naar boven probeert te trekken. Auw! Wat moet ik nu doen, het best erg laten schrikken terwijl hij zijn klauwen diep in mijn ben heeft is misschien ook niet het beste idee. Ik wuif naar zijn neus en enkele momenten later laat het beestje los. Mijn been zit inmiddels wel vol bloederige gaatjes. Hopelijk geen straatkat met enge ziektes. En, mijn mannetjesleeuw-act is duidelijk nog aan verbetering toe.
Hoog tijd om terug naar het hostel te gaan. Ik rammel met de lift weer naar boven en probeer mijn stervende mobiel op te laden met mijn nieuwe USB lader: maar helaas. De stekker valt iedere keer uit het stopcontact en ook als ik hem er met de hand in hou, werkt het niet. Na wat controleren blijkt het aan mijn snoer te liggen: die heeft het begeven. Hup: gelijk maar weer naar buiten toe om door te winkelen. Mobiels zijn toch wel extreem handig, zeker als ze je nog gaan bellen voor je bagage. De avondshop heeft gelukkig nog wel een iPhone kabeltje. Ook Egyptenaren kunnen niet meer zonder mobiel.
Als ik voor de zoveelste keer die dag de hal van het hostelgebouw inloope merk ik dat mijn relatie met de liftwacht inmiddels gegroeid is: hij begroet mij voorzichtig als ik een ‘salaam’ zijn richting op gooi en laat me zonder protesteren aan de lift morrelen. Als ik eenmaal boven ben en mijn dorstige mobiel blij zuigend aan het electriciteitsnet heb gelegd raak ik in gesprek met Oliver, een Duitser van in de 50 die fietskriebels heeft gekregen en nu een sabbatical van 9 maanden heeft genomen om van Duitsland naar Kaapstad te fietsen. Pfoe, dat is nogal wat, zeker die paar dagen alleen maar woestijn in zuid-Egypte lijken me erg pittig. Maar we wisselen wat fiets-en-reisverhalen uit en voordat ik het weet is het al weer bijna middernacht. Tijd om te gaan slapen!