7-8 december 2024 – Kochi, Kerala, India

Aankomst in Kochi

Van stresslijst tot startbaan

De dag begon zoals mijn meeste vakantievoorbereidingen: een stresslijst met 1001 dingen, waarvan ik er eigenlijk nog wel 990 wilde afvinken. Maar, omdat de vlucht pas s’avond ging was ik erg tevreden met 50% die ik haalde. Op Schiphol aangekomen ontdekte ik dat “ruim op tijd zijn” geen overbodige luxe is bij Air India. De rij bij de incheckbalie slingerde als een ambitieuze python ver voorbij de dranghekken – een indrukwekkend tafereel dat menige Efteling jaloers op zou zijn.

Voor me stond een vrolijk babbelend groepje dat duidelijk afscheid nam van een reizigster. Onbeleefd als ik ben luister ik altijd graag mee en toen het groepje twijfelde aan het nut van het nette jasje wat mijn vluchtgenote mee had gebracht, kon ik het niet laten om me ongevraagd in het gesprek te mengen: “In sommige landen kun je met een nette outfit net wat meer indruk maken bij de douane.” De reizigster, Noa genaamd, bleek het roerend met me eens.

De kunst van onverwachte ontmoetingen

Noa had een boeiend verhaal. Een dozijn jaren geleden met moeite overtuigd door een vriendin om een paar weken met z’n drieën naar India te gaan. Maar na enkele kregen ze zo’n slaande ruzie dat ze ieder hun eigen weg gingen. Voor Noa beviel dat uitstekend: ze maakte er meteen een solo-avontuur van een half jaar van. Daarna wisselde ze jarenlang haar tijd tussen Nederland en India, 50% voor ieder, totdat ze door Covid gedwongen werd langer in India te blijven. En dat heeft ze na Covid doorgezet.

Ik was erg benieuwd wat haar trok in India, maar dat kon ze helaas niet goed omschrijven, het was meer een gevoel. Toen over mijn favoriete bestemming vertelde en bij Iran aankwam, zorgde dat voor een interessante twist: haar familie komt oorspronkelijk uit Iran. Ze had gelijk interesse om ook te gaan, maar twijfelde omdat op haar paspoort toch echt stond dat ze in Israël geboren was. Lijkt me inderdaad niet de meest gelukkige combinatie op dit moment.

Een duel op 10.000 meter

Mijn vlucht zelf was, laten we zeggen, middelmatig. Mijn buurman, een wat gezette Indiase heer met nog net een pluk vlassig, vet zwart haar en een kromme glimlach, bleek een fanatieke gebruiker van de armleuning en het gebied daar net voorbij. In het begin liet ik hem maar wat schuiven – wie ben ik om zijn territoriumdrift in de kiem te smoren? Maar terwijl ik in mijn boek las over de heldendaden van Fafhrd en de Grey Mouser, begon mijn eigen strijdlust te ontwaken.

De subtiele tactieken van de helden inspireerden me: met de strategische precisie van een zwaardvechter liet ik mijn elleboog een voorzichtige uitval maken. Mijn buurman, aanvankelijk onverzettelijk, reageerde met een tegenaanval die me aan een ork in zijn laatste stuiptrekkingen deed denken. Na een paar rondes van diplomatiek geschuif en lichte tikjes, wist ik mijn territorium stapje voor stapje terug te winnen. Uiteindelijk, als een verslagen schurk in een episch duel, trok hij zich terug.

De lucht was van mij – of in elk geval de armleuning. Slapen zat er niet in tijdens deze nachtvlucht, maar ik had wel de tijd om het eerste deel van The Swords of Lankhmar van Fritz Leiber in één ruk uit te lezen. Een kleine triomf in de lucht, en misschien mijn meest glorieuze overwinning sinds ik ooit mijn plek in een drukke trein wist te veroveren.

Maar zoals bij Air India vaker voorkomt, arriveerden we met vertraging in New Delhi. Mijn overstaptijd van twee uur werd een uur, en dat was inclusief douaneformaliteiten én opnieuw inchecken. Gelukkig had Air India mijn zorgen al voor me opgelost door mijn vlucht met vijf uur uit te stellen. Bij de douane kwam ik Noa weer tegen, en we gingen samen door de controle heen. Een vluchtige, doch vertrouwde samenwerking. Toen we afscheid namen, zei ze met een glimlach: “We komen elkaar vast wel ergens weer tegen.”

Bureaucratie en Bollywood in New Delhi

Na het ophalen van mijn backpack kon ik me gelijk richten op de échte prioriteit van een moderne reiziger: een lokale simkaart bemachtigen. Het proces voelde als een initiatierite voor een geheim genootschap. Twintig minuten lang stond ik daar formulieren in te vullen, activatiecodes in te voeren en paspoorten te overhandigen aan een medewerker die met drie telefoons tegelijk om alles codes naar de juiste bestemming te sturen. Ik hoorde later dat Indiase telefoonshops buiten de airport er vaak geen zin meer in hebben om buitenlanders een simkaart te verkopen dankzij deze bureaucratie en de habbekrats die je hier betaald voor een handvol Gigabytes per dag. Daarom kun je het beste gelijk op het vliegveld je slag slaan.

Het hele proces liet me nadenken over hoe essentieel een mobiele telefoon inmiddels is, ook in India. Hier lijkt de smartphone bijna een eerste levensbehoefte, net als water of elektriciteit. De meeste diensten verwachten simpelweg dat je er eentje hebt, en zonder voel je je al snel een anachronisme uit een tijdperk waarin brieven en kaarten nog relevant waren. Het voelde een beetje alsof ik mijn toegangsbewijs tot de moderne samenleving had bemachtigd – een overwinning die minstens zo belangrijk was als mijn eerste stempel in het paspoort.

New Delhi Airport heeft alles wat je van een internationale luchthaven mag verwachten: blinkende vloeren, dure winkels met gouden letters, en… weinig ziel. Gelukkig werd deze sfeer doorbroken door een amateur-Bollywooddansgroep in glitterkerstpakken. Toen ze her derde liedje opzetten, schoot ik ineens tien jaar terug in de tijd, toen ik naar een bioscoop in India was geweest. Het nummer waar ze op aan het dansen waren was namelijk Doom Machale, een nummer uit die film. De herkenning bracht een onverwacht vleugje nostalgie teweeg, alsof ik plotseling herenigd werd met een oude vriend.

Alsof dat niet genoeg was, klonk even later een ander bekend deuntje: Havana van Camila Cabello. Terwijl ik de melodie in me opnam, dacht ik: moet ik dan toch maar eens naar Havana? Als fervent Cubaanse salsadanser leek het bijna een teken van het universum dat dit nummer juist nu, op deze plek, werd gedraaid. Bollywood en salsa leken op deze luchthaven samen te smelten in een kosmopolitische soundtrack die mijn vermoeidheid enigszins verzachtte. Misschien was het een knipoog van het lot – of gewoon het werk van een DJ met een brede muzieksmaak.

Een Dhosa met geschiedenis

De vertraging had mij wel een gratis maaltijdticket voor op het vliegveld opgeleverd, en zo kon ik me even later tegoed doen aan de eerste Dhosa van deze reis. Voor de onwetenden: een Dhosa is een dunne, knapperige pannenkoek van gefermenteerd rijst- en linzenbeslag, een gerecht dat zowel ontbijtklassieker als dinerfavoriet is in Zuid-India. Stel je een goudbruine pannenkoek voor, zo groot als een vliegende schotel, gevuld met een pittige aardappelcurry en geserveerd met een assortiment van chutneys en sambar, een kruidige linzensoep. Het gerecht heeft zijn wortels in eeuwenoude Zuid-Indiase tradities, maar is inmiddels een culinaire beroemdheid geworden, geliefd van Chennai tot Kochi.

Welkom in Kochi: regen, stilte en verdwalen

De vlucht naar Kochi was wederom vertraagd, waardoor ik pas laat in de avond aankwam. Met een nieuw gescoorde Indiase simkaart en mijn aversie tegen taxi’s besloot ik het openbaar vervoer te trotseren. De lokale bus bracht me naar het metrostation, waar ik met een beetje moeite een kaartje bemachtigde. Het was inmiddels al 21:30, nog net op tijd voor de laatste metro’s. Toen ik uitstapte, werd ik begroet door een donderende tropische regenbui en een greinzende clown. Welkom in Kerala, waar de lucht vochtig is, de mensen vriendelijk zijn en de fast food restaurants nog killer clowns hebben: het avontuur is begonnen.

Google Maps verzekerde me dat mijn bestemming nog zo’n 2-3 kilometer verderop lag, wat betekende dat ik in de zachtjes neerstromende regen een keuze moest maken. Vol hoop keek ik naar de ‘autostand’, die volgens ChatGPT een walhalla van enthousiaste tuktukdrivers zou moeten zijn. Hier verzamelen ze zich, had ik gelezen, om als een zwerm bijen reizigers van de metro naar hun bestemming te zoemen.

Wat ik vond? Absolute stilte. Geen zoemende tuktuks, geen vrolijke chauffeurs die me met een “Hello, my friend!” uit de regen zouden sleuren, maar een verlaten parkeerplek die meer leek op het decor van een dystopische film dan een bruisend transportknooppunt en een stilte zo hardnekkig dat krekels er moedeloos van zouden worden. Ik wachtte tien minuten, zwaaide naar onzichtbare chauffeurs en maakte zelfs een voorzichtig rondje, alsof ik misschien per ongeluk het geheim van de autostand over het hoofd had gezien. Niets. Het enige wat rondspookte, was mijn verbazing: hoe kan een plek die normaal wemelt van tuktuks nu zo stil zijn? Misschien was het het late uur – inmiddels bijna tien uur – of misschien waren de chauffeurs in Kerala inmiddels zo welvarend dat ze betere dingen te doen hadden dan in de regen te wachten?

Middernachtelijke kebabs en een vleugje mysterie

Ik had geen andere keus dan te voet verder te gaan. Mijn winterjas, inmiddels die weggestopt in mijn rugzak, kwam zo toch weer van pas. Met capuchon over het hoofd liep ik ploeterend door plassen en over trottoirs met meer gaten dan asfalt. Auto’s stonden her en der nonchalant geparkeerd alsof het schaakstukken waren. Halverwege de tocht zag ik toch nog een tuktuk rijden en gooide me voor zijn wielen: mijn winterjas hield weliswaar de regen tegen, maar het zweet wat zich binnenin aan het verzamelen was, was minder goed te stoppen.

Mijn bestemming was Zostel Kochi, een hostel dat ik eigenlijk meer uit noodzaak had geboekt dan uit overtuiging – ik had simpelweg een adres nodig voor mijn visumaanvraag. Het hostel was op het eerste gezicht prima, maar de jongen achter de balie leek niet helemaal te weten of hij nou gastheer of toevallige passant was. Wat direct opviel, was de verrassende samenstelling van het hostel: bijna uitsluitend Indiase toeristen. Tien jaar geleden in India waren binnenlandse reizigers een zeldzaamheid in hostels, maar nu leek het alsof alle tech-bro’s uit Bangalore waren neergestreken in Kochi.

Na het droppen van mijn spullen herinnerde mijn maag me met een laag, dreigend gegrom eraan dat ik sinds de lunch niets meer had gegeten. Dus ging ik op zoek naar iets eetbaars. Het was inmiddels elf uur en de stad begon al in een diepe slaap te vallen. Het straatbeeld voelde als een surrealistisch schilderij: een mengelmoes van moderniteit en chaotische esthetiek. Schrille uithangborden schreeuwden naar me in fluorescerende kleuren, terwijl huizen met hoge hekken – die advocaten waardig leken – zich terugtrokken in de duisternis. De ziltige lucht kietelde mijn neusgaten en fluisterde zachtjes dat de zee niet ver weg was. Het geheel voelde tegelijkertijd mysterieus en een tikje ongemakkelijk, alsof ik in de opening van een film noir was beland.

De zoektocht naar een hapje eindigde bij een eenvoudige kebabzaak, een van de weinige plekken die nog open was. De zaak had iets melancholisch, met zijn felwitte tl-lampen en een half leeg buffet dat eerder een strijd met de tijd leek te voeren dan met hongerige klanten. Terwijl ik daar zat en mijn tanden zette in een kebab die me subtiel herinnerde aan mijn reizen in Iran, kwamen drie kinderen tussen de zes en twaalf binnen, samen met hun ouders. Een hele Indiase familie die, alsof het de normaalste zaak van de wereld was, even voor middernacht nog een gezellige maaltijd kwam halen. Dat is toch iets wat je in Nederland niet ziet – kinderen die om dit uur nog een uitje met ma en pa maken.
Mijn eerste dag in India voelde als een mix van chaos en verwondering. De regen, het lopen, de onverwachte gesprekken en de kebab om middernacht – het was allemaal onderdeel van een groter welkom. Kochi is anders dan wat ik tot nu toe kende van India: modern, maar met een duidelijke eigen sfeer. Dit was nog maar het begin, en ik kan niet wachten om meer van deze stad en Kerala te ontdekken.

Related stories

?>