9 december 2024 – Kochi, Kerala, India
Kennismaking met Kochi
Wakker worden in het schemerduister
Ik word in wakker het donker in wat voelt als een tijdloze cocon. De slaapzaal heeft geen ramen naar de buitenwereld en mijn interne uurwerk moet ook nog even wennen aan de nieuwe tijdzone. Ik kijk op mijn horloge: het is half tien geweest – een late start voor de ochtend, maar eerlijk gezegd broodnodig na het nachtje overslaan tijdens mijn vliegreis. Een aantal van mijn tijdelijke huisgenoten, een groep Indiase heren, slapen nog, en ik probeer geruisloos mijn spullen te verzamelen. Na een verfrissende douche en een laatste controle van mijn rugzak, ben ik klaar om de dag te beginnen.
Mijn bestemming? Fort Kochi, het historische hart van deze stad. Eerste stop op de route: de Ferry naar het schiereiland waar Fort Kochi op ligt. Het is een kilometer of vijf, prima voor een wandeling. Er is weliswaar geen enkele toeristische trekpleister op deze route, maar voor gaat het niet alleen een manier om van A naar B te komen, maar om me in de vibe van een plek onder te dompelen en me aan te passen aan het gevoelsmatige ritme van mijn bestemming. Het zijn de alledaagse beslommeringen van mensen – een straatverkoper die zijn waar uitstalt, kinderen die spelen, een buurman die met een scooter prutst – die mij helpen de ziel van een stad te begrijpen. Door buurten te doorkruisen, een praatje te maken, en het tempo van het leven in me op te nemen, krijg ik een eerlijker beeld van een bestemming. Het is zo makkelijk om de essentie te missen van een bestemming, alsof je alleen de kersen van de taart eet, maar geen idee hebt hoe hij zelf smaakt. Vandaag is geen uitzondering; ik ben vastbesloten om deze wandeling ten volle te ben
Straathoekjes en sapstalletjes
Bij de eerste kruising na mijn hostel word ik begroet door de geur van frituur. Mannen bakken streetfood op de hoek, terwijl een paar meter verder een sapstalletje mijn aandacht trekt. Ik bestel een versgeperst ananassapje – een favoriet van mij – en probeer in mijn beste Malayalam een praatje te maken. Het klinkt waarschijnlijk alsof ik met een mond vol kiezels aan het zingen ben, want de glimlach van de sapverkoper verraadt zowel amusement als mild medelijden. Gelukkig verstaan ze hier ook Engels, want in Kerala spreken ze niet alleen Malayalam, maar ook Hindi, Tamil en soms zelfs Kannada – een paar van de honderden talen die India rijk is. Engels is hier een beetje de lingua franca, de lijm tussen alle taal- en cultuurgrenzen. Dit trekt ook de aandacht van een paar mannen van middelbare leeftijd die bij het stalletje staan. Al snel nemen ze me onder hun vleugels alsof ik hun verdwaalde neef ben. Met een mix van gebaren, lachende correcties en een dosis geduld leren ze me het juiste woord voor “lekker” (nannāyirikkunnu) en geven me ter plekke een spoedcursus cultuur. “Next time,” zegt een van hen met een vinger in de lucht, “you say it with more spice! Like our food!”
De straat is zoals je je een Indiase stad voorstelt: een georganiseerde chaos, waar alles nét lijkt te werken ondanks dat het er niet uitziet alsof het zou moeten. Een paar voorbeelden? Bordjes hangen scheef, bomen groeien doodleuk half op de weg, tuk-tuks zigzaggen als een dronken slang, en de gaten in het asfalt zijn diep genoeg om een kleuter in te verliezen. En het weghalen van stof- en roetaanslag, dat heeft duidelijk geen prioriteit.
Toch werkt het allemaal, als een symfonie van vrolijke wanorde. Langs de kant van de weg zie ik dingen die in Nederland ondenkbaar zijn. Hier wordt alles met de hand gedaan – reparaties, koken, bouwen. Het leven speelt zich buiten af, open en zichtbaar, in plaats van achter de gesloten gordijnen van een rijtjeshuis.
Zweet, trouwwarenhuizen en I ❤️ Kochi
Ik vervolg mijn weg over een viaduct dat boven een van de vele rivieren uitsteekt. Tuk-tuks zoeven langs me heen en ondertussen parelen de eerste zweetdruppels al van mijn voorhoofd. Er hangt een lichte sluierbewolking en de lucht is zwaar van vochtigheid, een erfenis van een cycloon die hier onlangs zijn stempel heeft gedrukt. En hoewel de bewolking enige bescherming biedt tegen de zon, voelt het toch alsof ik in een subtropische sauna wandel.
Aan de voet van het viaduct wacht een bijzonder fenomeen: een gigantisch trouwwarenhuis. Nee, geen kleine boetiek met een paar witte jurken. Dit is een IKEA-voor-bruiloften, compleet met parkeergarages, glitterende borden en posters van lachende stellen die je vanaf tientallen meters aankijken. Blijkbaar is trouwen hier niet zomaar een feest, maar een grootschalige onderneming.
Verderop verandert de sfeer. Ik kom terecht in een moderner, luxer gebied met een warenhuis dat meer op een Europees winkelcentrum lijkt. De letters “I ❤️ Kochi” sieren de entree, een perfecte plek om even naar binnen te duiken.
De airconditioning van het warenhuis voelt als een tijdelijke redding, een koel eiland in een zee van tropische vochtigheid. Terwijl ik mijn ademhaling weer tot een normaal tempo probeer te krijgen, bekijk ik met enige gêne de zweetplekken die zich op mijn t-shirt hebben genesteld. Waar zijn die bij de lokale bewoners? De Kotjians lijken geen last te hebben van deze vochtige strijd. Is het hun stofwisseling, of is mijn tempo gewoon niet aangepast aan deze broeierige omgeving?
Met mijn rugzak stevig aangesnoerd en een vastberaden blik (althans, dat probeer ik), stap ik weer naar buiten. De dans begint opnieuw: vrachtwagens, tuk-tuks, en ik, een klotsende backpacker, zigzaggend door de chaos van de straatjes en winkeltjes. Hier een kraampje met groente, daar een winkeltje met schooluniformen – het alledaagse leven raast om me heen. Maar al snel wordt de hectiek zachter, de lucht frisser. Bomen komen in zicht, en daarmee de belofte van schaduw en rust. Ik ben dicht bij de kust, bij de zogenaamde “backwaters” die als aders door Kerala’s landschap kronkelen.
Een ferry naar Fort Kochi
In het parkje naast de veerboot-terminal strijk ik neer aan de rand van het water, waar Indiase gezinnen hun ochtend ontspannen doorbrengen. Een klein meisje, nieuwsgierig en vastberaden, betrekt me in een spel dat geen woorden nodig heeft – alleen lachen, wijzen en proberen elkaar te slim af te zijn. Haar ouders glimlachen beleefd, en ik voel me even geen toerist, maar gewoon een mens in een gedeeld moment.
De ferry arriveert, en voor een schamele zes rupees – oftewel 6 cent – koop ik mijn ticket. Het exacte bedrag fascineert me: wie bedenkt een prijs waarvoor de benodigde muntstukken bijna mythische relikwieën zijn? De 1-rupee munt lijkt zeldzamer dan een eenhoorn, de 5-rupee munt is op z’n best een uitstervende diersoort, en 10 rupees – het kleinste gangbare briefje – dat zijn grotendeels viezige uit elkaar vallende gekreukelde vodjes. Het voelt alsof ik meedoe aan een economisch raadsel, waarbij de oplossing altijd net buiten bereik ligt. Gelukkig is de ferry modern en degelijk, met ruimte voor een man of honderd. Terwijl we het water oversteken, kijk ik naar de skyline van Fort Kochi die langzaam groter wordt. De vaart is traag, maar dat maakt het des te beter – genoeg tijd om na te denken over hoe deze zes rupees in mijn portemonnee terecht zijn gekomen.
Fort Kochi: Waar geschiedenis en het heden samen smelten
Bij aankomst stap ik in een geheel andere sfeer. De drukte van Ernakulam maakt plaats voor een rustigere, bijna gemoedelijke chaos. De gebouwen zijn degelijker, met meer aandacht voor details, en hier en daar wordt zelfs gewerkt aan trottoirs. Het blijft echter India, dus ook hier leidt het pad vanaf het ferrygebouw door een modderig steegje met opengebroken stoepen – een herinnering dat zelfs orde hier nooit helemaal heerst.
Mijn eerste bestemming? De beroemde Chinese visnetten, een van de iconen van Fort Kochi. Deze reusachtige houten constructies met grote netten, balancerend op een eeuwenoud hefboomsysteem, staan als wachters aan de kustlijn. Het is alsof ze me vriendelijk uitnodigen om deelgenoot te worden van hun eeuwenoude ritueel. Ik sta even stil en kijk toe hoe een groep mannen gezamenlijk het zware werk doet: het net wordt opgehaald, voorzichtig, met het ritme van de zee. Af en toe spartelt er een vis, maar vaak lijkt de oogst mager. Toch doen ze het met een toewijding die bewondering afdwingt. Dit is niet zomaar vissen – dit is geschiedenis levend houden, zelfs al lijkt de zee hun tegenwoordig vooral verhalen te schenken in plaats van overvloed.
Achter hen tekenen gigantische vrachtschepen en tankers zich af aan de horizon. Het contrast kan niet groter: deze plek, waar traditie en handarbeid de scepter zwaaien, wordt geflankeerd door de moderne handel, als een logge draak die de zee beheerst met snelheid en schaal. Fort Kochi is niet alleen een smeltkroes van religies en culturen, maar lijkt in zijn geschiedenis ook letterlijk de wereld te hebben gesmolten tot een aromatische mix van kruidnagels, peper en nootmuskaat. Terwijl ik hier door de straten dwaal, voel ik me alsof ik een ingrediënt ben in deze eeuwenoude curry van beschavingen. Ooit was dit de specerijenhoofdstad van de wereld, een plek waar de Arabieren de eerste pennenstreken van de handel tekenden, de Portugezen hun schepen vol lieten lopen, en de Nederlanders 150 jaar lang hun stempel drukten. Het voelt bijna surrealistisch om mijn voetsporen te laten op een plek waar generaties lang de wereld veranderden, terwijl ik simpelweg probeer niet te smelten in de middaghitte. Hier heeft elke beschaving wel iets toegevoegd aan het recept van dit unieke havenstadje, en ik kan niet anders dan me afvragen wat ik aan mijn eigen reisboek hier zal toevoegen. Ik doe ondertussen mijn cap op om te voorkomen dat mijn eigen kroesje smelt in de middaghitte.
Boulevardbabbel, strandrealiteiten en lokale smaken
Met mijn voeten stevig op de boulevard begin ik aan een ontspannen wandeling, omringd door flanerende kotsiers (hoe noem je inwoners van Kochi dan?). De boulevard zelf biedt een mix van stalletjes, kleine shopjes en slapende vissers.
Ik wijk even af richting de zee. Een paar mensen staan letterlijk in het water en lijken iets serieus te doen – zaken, zo te zien, maar wat precies blijft een raadsel. Het strand zelf is een confrontatie. Waar het strand in Nederland doorgaans wordt gekoesterd als een canvas van rust en reinheid, ligt hier een surrealistisch stilleven van afval, waterplanten en aangespoelde rommel. Geen zonnebaders, geen kleurige parasols – alleen het rauwe gezicht van de oceaan die teruggeeft wat de mens haar gaf. Het is schrijnend, maar ook typisch voor een kustgebied dat minder op toerisme is gericht.
De klok wijst inmiddels richting lunchtijd, en mijn maag neemt het initiatief. In de verte zie ik een klein lokaal tentje, het soort plek waar je voor een paar euro een maaltijd krijgt die herinneringen achterlaat. Ik schuif aan, bestel zonder veel ceremonie de lokale specialiteit, en laat me verrassen. Het gerecht verdient een eigen moment, dus ik bewaar mijn culinaire lofzang voor een aparte blogpost.
Een blik op de kerken en kathedralen
Na de lunch richt ik mijn aandacht op een ander aspect van Fort Kochi: de oude kerken en kathedralen. Ik laat de boulevard achter me en slenter de smalle straatjes in. Ik merk direct de verandering. De drukte van de boulevard maakt plaats voor een serene rust. Hier geen eindeloze stroom toektoeks, scooters en claxonnerende auto’s. In plaats daarvan rustige straten, kleine parkjes, en schone witte gebouwen die zonder al te veel visuele ruis – oftewel schreeuwerige uithangborden – een stijlvolle indruk achterlaten. Het voelt alsof Fort Kochi zich hier van zijn meest elegante kant laat zien.
Langs de grote watertank passeer ik een verlaten voetbalveldje, waar mijn aandacht wordt getrokken door een vrouw die wankel op een brommer rondjes rijdt. Een man staat aan de zijlijn en geeft haar – met overgave – aanwijzingen hoe ze moet sturen. Het tafereel is aandoenlijk en tegelijkertijd typisch voor de rustiger momenten van het leven hier.
Ik wandel verder langs het park en richting een grote kathedraal, mijn volgende bestemming. Onderweg passeer ik groepen scholieren, voornamelijk meisjes in blauw gejurkte uniformen, die giechelend en nieuwsgierig naar me kijken. Ik krijg een mix van verlegen glimlachjes en vriendelijke groeten. Lachen ze met toe, of lachen ze met als een klotsende buitenlander uit?
De kathedraal zelf is een serene oase, met een prachtig terrein dat rust en respect uitstraalt. Binnen zie ik mensen bidden, hun stemmen fluisterend en ritmisch. Fort Kochi is een plek waar verschillende geloven – christendom, islam en hindoeïsme – moeiteloos lijken samen te smelten. Dit zie je niet alleen in de architectuur, maar ook in de namen op winkelborden, in de gerechten die op de menu’s prijken, en in de ontspannen manier waarop mensen met elkaar omgaan.
Lichtjes, liefde en een culinaire verrassing
Na de ferrytocht stap ik aan wal en sla meteen linksaf, richting de boulevard. Volgens mijn kaart is dit dé plek om de avond rustig af te sluiten. En ja, daar is hij dan: een boulevard-achtige strook, waar de sfeer ineens totaal anders aanvoelt. Het is inmiddels donker, en de beroemde “lichtgevende” brug stelt helaas een beetje teleur – er is meer schaduw dan glans. Toch is de rust hier opvallend. Geen claxons, geen brommers, en geen auto’s in zicht. Alleen wat bomen, een rij hotels en gebouwen, en aan de andere kant de kalme zee.
Langs de boulevard lopen stelletjes hand in hand, verliefd kijkend naar de maan boven de zee – of naar elkaar. Bankjes worden bezet door jonge koppels die deze plek hebben uitgekozen als hun toevluchtsoord in een hectische miljoenenstad. Ik slenter verder richting het noordelijke uiteinde van de boulevard, waar een bruggetje met kleurrijke lichteffecten de aandacht trekt. Hier verzamelen jongeren zich, een mix van selfies, gelach en de gemoedelijke drukte van een avond in Kochi. Ik geniet nog even van de sfeer, maar mijn maag begint te morren. Tijd om op zoek te gaan naar eten.
Google Maps wijst me naar een hoog aangeschreven restaurant in de buurt. Nou ja, restaurant. Het is de Sylcon Hypermarket waar ze blijkbaar een goed en betaalbare foodcourt hebben. Dat voelt een beetje alsof je naar het restaurant boven in de V&D gaat (voor wie dat nog herinnert). Ik probeer naar binnen te lopen, maar word vriendelijk tegengehouden. Mijn rugzak mag niet mee. Ik probeer uit te leggen dat ik alleen iets wil eten, maar de dames bij de deur zijn onverbiddelijk: regels zijn regels.
Ik geef natuurlijk niet zo maar op en probeer de hoofdingang te vinden. Dit is een serieus groot warenhuis, dus na een korte omweg via de parkeerplaat arriveer ik bij wat de hoofdingang lijkt. Maar ook hier wordt mijn rugzak het toegangsbewijs ontzegd door de anderzins zeer gastvrije deurdame en bewaker. Terwijl ik opnieuw vriendelijk probeer uit te leggen dat ik mijn tas echt niet zomaar ergens achterlaat, en dat ik de beveiliging echt wel vertrouw, maar dat ik dan wel we ga omdat ik niet de regels wil overtreden, wordt mij uiteindelijk toch toegestaan door te lopen!
Binnen kom ik terecht in een restaurant dat sterk doet denken aan een HEMA-café. Tafels vol mensen, eenvoudige inrichting, maar een kaart die verrassend uitgebreid is. Ik heb echt zin in mijn eerste diner en India en bestel een voorgerecht, een hoofdgerecht, en wat drankjes – waaronder een mocktail en natuurlijk ananassap. Voor de prijs hoef je het in ieder geval niet te laten.
Dragon Paneer: Een culinaire openbaring
Alleen wanneer mijn voorgerecht arriveert ben ik bang dat ik toch een verkeerde beslissing heb gemaakt. Dragon Paneer heet het gerecht, en het blijkt een enorme bak vol met perfect pittig gekruide paneer (Indiase kaas), verse paprikarepen in een rijke saus. Het ruikt goddelijk, en de smaak is een explosie van kruiden en warmte. Maar toen ik de schaal zag, vroeg ik me even af of de chef per ongeluk dacht dat ik mijn hele reisgezelschap had meegenomen. Deze portie had makkelijk een familieschotel kunnen zijn! Terwijl ik het gerecht aan het verorberen was, voelde ik me alsof ik deelnam aan een eetwedstrijd waar niemand me voor had ingeschreven. En mijn hoofdgerecht moest nog komen!
Het hoofdgerecht, hoewel eenvoudiger en minder spannend, doet zijn werk – of meer als een bijzaak na die legendarische Dragon Paneer. Het is duidelijk dat Indiase maaltijden niet alleen een feestje zijn voor je smaakpapillen, maar ook voor je uithoudingsvermogen. Voldaan – en misschien iets te vol – betaal ik mijn rekening en besluit voordat ik hostelwaarts keer nog wat geld uit de automaat te halen. Voldaan – en misschien iets te vol – betaal ik mijn rekening en besluit voordat ik hostelwaarts keer nog wat geld uit de automaat te halen. Hier wacht een nieuwe verrassing: de man voor me staat minutelang stapels biljetten uit de automaat te trekken, alsof hij net de jackpot heeft gewonnen. Vriendelijk excuseert hij zich, en ik noem hem lachend een “nieuwe miljonair”. Maar goed, 100 euro is het maximum bedrag wat je hier per keer kan pinnen, dus als je een grote uitgave in cash wil doen….
Tuk-tuk? Nee, Uber-uber!
Om terug naar het hostel te gaan, besluit ik maar modern te doen en geen tuk-tuk op straat proberen aan te houden en maar de Uber-app te openen. Binnen een paar minuten zit ik comfortabel in een auto en voor slechts vijftig cent word ik teruggebracht naar mijn verblijf.
Terug in het hostel is het een gezellige drukte. Er zijn blijkbaar ook Indiase dames gearriveerd, maar mijn aandacht gaat naar de mannen die een typisch Indiaas spel aan het spelen zijn. Het blijkt Carrom te zijn, een soort combinatie van schaken en biljart op een vierkant bord, waarbij spelers kleine schijfjes proberen weg te schieten in hoeken. Ik nodig mezelf uit en win zowaar het eerste spelletje, maar in de volgende spelletjes wordt duidelijk dat ik nog veel te leren heb, maar dat mag de pret niet drukken.