10 december 2024 – Kochi – Munro Island, Kerala, India

Trip naar Munro Island

Een alternatieve route naar de backwaters

Dag twee van mijn avontuur. Op het programma: een trip naar Munroe Island. De naam alleen al klinkt als een decor uit een exotische film. Een tropisch paradijs met glinsterende achterwateren in het ochtendlicht. Hier in Kerala noemen ze dit de “backwaters” – een fascinerende mix van meren, rivieren en kanalen, gevuld met brak water en een uniek ecosysteem.

Ik hou niet zo van de overbekende hotspots waar toeristen in drommen worden gedropt, met plastic souvenirs en pusherige verkopers. De standaard plek om de backwaters te zien is Aleppey, Na wat met zo’n tour hadden zoveel mensen op straat in Kochi me al lastiggevallen dat ik besloot alternatieven te verkennen. Op een obscure reisblog stuitte ik toen op Munroe Island – een plek die minder toeristisch is, maar nog steeds vol beloften van serene kanotochten en een glimp van het lokale leven. Perfect. Homestay geboekt, rugzak gepakt, en op naar de bushalte.

Tot mijn telefoon trilt. De eigenaar van de homestay die ik op de hoogte had gebracht van mijn reisplan en aankomsttijd: “Doe maar niet die bus. De road is klote. Neem de trein. Gaat veel sneller.” Prima, dacht ik. Een riksja geregeld, en op naar het treinstation.

Het station binnenkomen bleek eenvoudig, maar het vinden van het juiste loket? Een hele uitdaging. De kaartverkoop was een heel ander gebouw, ff 5 minuten lopen van het station. Het loket leek gebouwd om de nieuwe titel van India als meest bevolkte land ter wereld eer aan te doen. Daar aangekomen was het een chaotisch schouwspel van lange en korte rijen, loketten met nummers maar zonder duidelijke aanduidingen.

Chaos en charme aan het loket

Gelukkig stond er bij de ingang een dikke man in uniform in een plastic hokje. Geen rij bij hem. Zijn buikje zat strak tegen zijn beige uniform, en hij had een glimmende naamplaat op zijn borst gespeld. Hij wees me naar loket 1, de langste rij van allemaal. Tja, vooruit dan maar.

Rijen in India zijn een beleving op zich. Mensen dringen niet echt voor, maar staan wel vaak zó dicht op je dat je het gevoel krijgt stevig ingesloten te zijn. En daarom zijn er aparte rijen voor mannen en vrouwen. Daar stond ik dan, stevig tussen mijn medereizigers gepropt, met een jongeman achter me die bijna aan het leunen was op mijn rugzak.

Ik keek de bebrilde dame in haar roze sarong met bloemetjespatronen vriendelijk aan en zei vol vertrouwen “Ticket naar Munroe Island, alsjeblieft,” terwijl ik mijn mobiel met een screenshot van het reisschema door het luikje naar haar toe schoof. De dame achter het loket keek op, haar armbanden rinkelden licht toen ze haar hand uitstak. “Die tickets verkopen we hier niet. Daarvoor moet je naar loket 6.”

“Maar, de man bij de ingang stuurde me hierheen,” probeerde ik, met mijn meest zielige toeristenblik. Ik zag haar twijfel omhoog gaan, en bleef stoicijns zielig kijken. Ze haalde haar schouders op en riep toen maar iets naar een collega vijf rijen verderop. Die wist haar te vertellen dat de tickets voor mijn trein uitverkocht waren. Er was wel een trein anderhalf uur later. En ja, dat ticket kon je wel bij mijn dame kopen. Ik voelde me opgelucht dat ik ternauwernood twee keer extra in de rij staan voorkomen had, totdat de dame me weer uit balans bracht met de volgende vraag: “Sleeper Class?” vroeg de dame.

Het was 11:00 ’s ochtends en ik was niet van plan een dutje te doen, dus ik probeerde uit te leggen dat ik een normale zitplaats wilde. Ze begreep me niet, en ik besloot het maar te accepteren. Ik liet mijn kaartje aan ChatGPT zien, hij en wist me te vertellen dat Sleeper Class overdag meer een soort tweede klas is: iedereen mag zitten waar ruimte is. Goed, weer wat geleerd.

Lunchtijd: een culinaire zoektocht

De volgende trein vertrok pas over een uur en zou er twee uur langer over doen. Genoeg tijd voor lunch. Gelukkig zat er een vegetarisch restaurant naast het station. Ik stapte de keuken in, waar dampende pannen op grote vuurplaatsen stonden. De geur van kardemom en komijn vulde de ruimte. Bij de balie prijkte een handgeschreven menu op een whiteboard. Ik wees iets aan, maar de man achter de balie schudde zijn hoofd. “Dat hebben we niet.”

“Wat heb je wel?” vroeg ik. Hij noemde “Biryani.” Dat had ik gisteren al gegeten, dus ik probeerde iets anders te kiezen. “Wat heb je nog meer?” probeerde ik. Hij begon vervolgens een hele serie bijgerechten op te noemen: rijst, naan, chapati, padadum etc. Wat dat is, dat weet ik wel. Dat kan ik ook op de lijst ziet, maar een Chapati van 10 cent, daar eet ik geen lunch van. Een van de obers zag de verwarring en de groeiende ergernis van de baliemedewerker en kwam tussenbeide: hij leidde mij de keuken en begon alle bijgerechten aan te wijzen. Dat hielp niet zoveel, want die kende ik al. Ik wil juist weten wat het hoofdgerecht is. Uiteindelijk hoor ik iets wat klinkt als“fesjkoeri”. Na een aantal keer het woord te laten herhalen bleek het om “vegetable curry” te gaan. Mysterie opgelost: er was naast de Biryani maar één hoofdgerecht te krijgen!

Na de lunch stond ik op het perron, hopelijk op een plek bij het juiste rijtuig. Treinen in India zijn lang: dertig wagons of meer, en met klassen variërend van luxe AC tot eenvoudige Sleeper, plus nog wat extra women-only treinstellen. Lijkt me handig om die niet te nemen, ik denk dat ik hier niet kan wegkomen met ‘Did you just assume my gender?’. De sleeper wagons hadden meer weg rijdende gevangenissen met ramen die voorzien waren van metalen tralies.

Ik stapte in Sleeper Class en zag een lege plek bij een groep oudere heren, maar hun beledigde gezichten en traditionele dhoti’s maakten duidelijk dat het hun plek was. Gelukkig wees een vriendelijke passagier met een indrukwekkende me naar een andere coupé. Daar trof ik een gezin: een man in wit gewaad, fez op zijn hoofd en met rode henna in zijn haar, een in zwart gesluierde vrouw, en hun zoon met een brede glimlach en een nieuwsgierige blik. Moslims, vriendelijk en nieuwsgierig. We raakten aan de praat over hun cultuur, religie en de diversiteit van Kerala, waar moskeeën, kerken en tempels vreedzaam naast elkaar staan.

Ze ging terug naar huis nadat ze naar een bruiloft van een neef waren geweest. “Maar een kleine,” zeiden ze, terwijl ze uitlegden dat ze net terugkwamen uit Kozhikode, waar het feest was gehouden. Ze waren nu onderweg naar hun thuisstad Thiruvananthapuram (ja, probeer dat maar eens snel uit te spreken). Het was maar een kleine bruiloft gaven ze aan. “Minder dan 2000 gasten,” voegden ze er nonchalant aan toe. Juist. Kleinschalig.

Natuurlijk werd er gevraagd naar familie, en natuurlijk waarom ik nog niet getrouwd was. Dames: ik heb jullie de schuld gegeven, jullie wijzen tenslotte mijn aanzoeken af. Ook geldzaken was iets was ze zich afvroegen, hoeveel betaal je bijvoorbeeld nu voor een huis waar ik woon.

Het gesprek ging al snel over taal. Malayalam, een prachtige taal en een palindroom (hetzelfde van voor naar achter). Met behulp van ChatGPT probeerde ik gelijk wat te oefenen, en naast de standaard lichaamsdelen ging ik bezig met tellen en ontdekte iets grappigs: “eén” is “onnè,” “tien” is “pattè,” en “negen” is… “onpattè.” Ik kon het niet laten: “Dus negen is eigenlijk ‘één voor tien’?” Mind. Blown. Zelfs zij hadden er nog nooit zo over nagedacht. Ook andere locals die ik dit verhaal vertelde, keken me met grote ogen aan. Nadenken over je woorden? Moet niet gekker worden. Een mooie reminder dat taal niet alleen communicatie is, maar ook een culturele schat.

Om de mogelijkheden nog eens te onderstrepen maakte ik tijdens de reis in liedje van onze ontmmoeting in hun taal met behulp van Suno. Mooi dat dat zomaar kan tegenwoordig. Toen ze eenmaal door hadden wat er gebeurde gaven ze met een glimlach aan dat de uitspraak van de AI „nog wat werk” nodig had.

Richting het einde van de rit leunde de zoon, een jonge man van in de twintig met een bescheiden glimlach, zijn hoofd tegen de heup van zijn moeder. Ze legde haar hand zachtjes op zijn haar en begon hem rustig te kroelen. Het was een intiem gebaar, vol warmte en eenvoud, dat in Nederland wellicht zeldzaam zou zijn, zeker in het bijzijn van een vreemdeling. Maar hier voelde het volkomen natuurlijk en liefdevol. Het gaf me een inkijkje in een andere manier van samenzijn, een die me even stil deed glimlachen.

De treinrit verliep verder typisch Indiaas: druk, lang en met vertraging. Mijn host stelde voor eerder uit te stappen en een andere trein te nemen die dichter bij Munroe Island zou stoppen. Dat betekende wel een snelle overstap.

Ik nam afscheid van mijn nieuwe vrienden en sprong (letterlijk) uit de trein. Een oude man in een vaal pak met een verweerde pet wees me het juiste perron. De volgende trein was een wereld op zich. De dubbele schuifdeur van deze wat moderne trein kennen wij ook wel. Geen conducteur gaat weg zonder dat deze allemaal dicht zijn. Hier bleven ze allen tijdens het rijden gewoon open: automatisch airco. Een groep jongeren hing er nonchalant uit. Sommigen droegen allemaal hetzelfde roze blous – scholieren dus – , en ze bungelden vrolijk aan de handvaten, duwden elkaar een beetje op speels wijze waarbij ze dicht de rand van de open deuropening balanceerden alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Het leek voor hen eerder een achtbaan dan een trein: in Nederland zouden verzekeringsmaatschappijen hier nachtmerries van krijgen, maar hier was het business as usual.

Uiteindelijk stapte ik uit op Munroe Island, of zoals de locals het noemen: Munroe Thuruthu. Dit is een kleine gemeenschap midden in de backwaters, waar mensen in harmonie met het water leven. Ik keek om me heen en zag kanalen omzoomd door kokospalmen, vissers in kleine kano’s en kinderen die langs de oevers speelden. Hier begon mijn volgende avontuur.

Related stories

?>